Dein Haustier

Und du?

Beantwoord de vragen in het Duits op papier. Maak hele zinnen.

(Als je zelf geen huisdier hebt, beschrijf je het huisdier van iemand anders.)

Als je klaar bent laat je de antwoorden lezen aan je docent.

Gebruik de WRTS-lijst Alltag-Wortschatz B.

Als er geen fouten meer in staan, neem je de zinnen over in Pages. Bewaar dat document.

1 Was für ein Haustier hast du?

2 Wie sieht dein Haustier aus?

3 Welche Farbe hat dein Haustier?

4 Wie heißt dein Haustier?

5 Wie alt ist dein Haustier?